1. Op wie de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn, hebben de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van elke Lid-Staat onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die Staat, behoudens bijzondere bepalingen van deze verordening.
2. Het voorgaande lid is van toepassing op het recht om leden van de organen der socialezekerheidsinstellingen te kiezen of deel te hebben in hun benoeming, doch doet geen afbreuk aan de bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat betreffende de verkiesbaarheid en de wijze van benoeming van de betrokkenen in deze organen.
3. De rechten, voortvloeiende uit bepalingen van verdragen inzake sociale zekerheid welke krachtens artikel 7, lid 2, onder c), van toepassing blijven worden uitgebreid tot allen op wie deze verordening van toepassing is, tenzij in bijlage III anders wordt bepaald.